vendredi 14 septembre 2007

Wouter


Voor mij symboliseert deze foto twee fenomenen die in Kikwit (Bandundu, in het zuidwesten van RD Kongo) de ruggengraat van het bestaan vormen: de vrouw en de landbouw. Het leven van de vrouwen, van klein tot groot, is hier verweven met maniok. Het werk van de Kongolese man blijft beperkt tot het afbranden van de velden. Het is de vrouw die tegen het einde van het regenseizoen de maniok plant, ze onderhoudt de velden en zorgt twaalf maanden later voor de oogst. Het grote voordeel van maniok is dat, van zodra de plant volwassen is, hij op elk willekeurig moment kan geoogst worden. In het volle droogseizoen of tussen twee regenbuien in.
Na de oogst is het nog niet afgelopen. De maniok moet twee tot drie dagen lang worden geweekt. Dit proces laat toe de giftige zuren uit de maniok te laten ontsnappen. Niet onbelangrijk, want deze zuren kunnen akelige aandoeningen als cyanidevergiftiging (konzo) en jodiumdeficiëntie veroorzaken. Na het weken wordt de maniok gedroogd. Dat moet snel doch zorgvuldig gebeuren, zoniet dan begint de maniok te fermenteren.
Nu kan het échte zware werk beginnen: het stampen van de maniok tot maniokmeel, het basisingrediënt van de ‘foufou’. Het is niet zeldzaam dat meisjes vanaf zes à zeven jaar hiervoor worden ingeschakeld. Het meel van de maniok wordt vervolgens verkocht of gebruikt voor de consumptie van het eigen gezin.
Mengen in warm water … et voilà ‘la boule nationale’, een blok cement zonder voedingswaarde. Deze wordt in het beste geval op smaak gebracht met saka-saka (de bladeren van de maniokplant) of met maïs. Maar dat is weer een heel ander verhaal. Een vrouwenverhaal welteverstaan.
Oh ja, en de man? Die zien we pas terug aan de tafel, met een rammelende maag.

Aucun commentaire: